The Crescents (Danny Angel) (Amsterdam)

Echo's uit een ver verleden (door Gerard Tubbergen)

 

Ik ben in Suriname geboren en kwam midden vijftiger jaren in Amsterdam-West wonen. Daar leerde ik op de mulo in 1957 een paar Indische jongens kennen, die al druk in de weer waren met elektrische gitaren. Ik had reeds een half jaar lang gitaarles gevolgd en wilde maar wat graag in een bandje meespelen. Mijn Spaanse gitaar verruilde ik dan ook binnen de kortste keren voor een Höfner elektrische gitaar en ik hield de gitaarles voor gezien.

 

We vormden een band met de naam The Strangers. Ik had de meeste feeling voor sologitaar, dus werd ik sologitarist. Er was geen geld voor echte versterkers, en derhalve waren de zogenaamde versterkers die wij hadden meestal omgebouwde oude radio’s die door een paar electronica freaks pratende gehouden werden. Onze eerste optredens waren in 1958 in de jeugdhonken van de jongerenvereniging Ons Huis in Amsterdam-West. De groep viel al snel hierna uit elkaar op twee man na, drummer Ben Hilbink en mijn persoontje. Via de drummer kwamen we weer in contact met drie nieuwe bandleden: Peter Engel, Herman Brandon en Pim Neijndorff. Peter Engel was omstreeks 1958 uitgeroepen tot de Nederlandse Cliff Richard. Hij had zelfs Cliff Richard een keer persoonlijk ontmoet in Engeland en werd dus zonder discussie de zanger van onze band. Herman Brandon nam de slaggitaar voor zijn rekening en Pim Neijendorff de basgitaar. De naam van de band bleef voorlopig The Strangers. We gingen met de nieuwe bezetting zeer voortvarend aan de slag. We traden op in Slotania, Huize Witte de With, de kerk genaamd de Kolenkit, en later ook in de Brakke Grond aan de Nes in Amsterdam-Centrum. Destijds woonden er in de westelijke tuinsteden, vooral in Slotermeer, veel Indische families. Daar er in die tijd weinig, of liever gezegd niets voor de jeugd werd georganiseerd, werden onze zelf georganiseerde rock meetings altijd druk bezocht. We hadden toen echte fanclubleden die onze optredens altijd trouw bezochten. We speelden diverse malen samen met de Black Arrows en ook wel eens een enkele keer met Johnny and the Cellar Rockers, de band van Jan Akkerman. Als extra attractie boden wij soms een gastoptreden aan van de Berghn Brothers (Raymond en Reggie), de latere Candy Kids, en twee zangeressen. De Berghahn Brothers namen ons in de jaren 1960/61 als vaste begeleiders.

 

Ons repertoire omvatte Amerikaanse rocknummers van diverse artiesten. Ook speelden wij veel nummers van Cliff Richard & The Shadows. Instrumentaal speelden we werk van The Shadows (Apache, FBI, Kon-Tiki, Peace Pipe, Sleep Walk, The Savage, Wonderful Land, Man of Mystery); The Ventures (Walk Don't Run, Pipeline, Perfidia, No Trespassing, Harlem Nocturne, Lullaby Of The Leaves, Last Date, The Intruder, Lovesick Blues); The String-A-Longs en The Spotnicks. Naast mijn eigen composities Blue Tears en Escape had ik nog twee andere eigen instrumentals die niet op plaat zijn uitgebracht en waarvan ik de namen helaas niet meer weet. We speelden verder nog enkele instrumentale bewerkingen van Zuid-Amerikaanse nummers zoals Tabou, Tico Tico en Maria Elena.

 

Door de contacten die Ben Hilbink wist te leggen, kwamen we steeds meer op de voorgrond te staan in de Amsterdamse rockscene en traden we op in diverse shows, zoals in de Bellevue aan de Leidsekade met Henk Elsink als conferencier. Ook werden we door Kees Manders, de broer van Tom Manders ( Dorus ) gevraagd om op te treden op het Rembrandtsplein in het toenmalige Rika Jansen theater. Rika Jansen was zangeres, cabaretière en echtgenote van Kees Manders. Later kwam op de plek van het theater het Caransa Hotel. Ook hebben voor Kees Manders gespeeld in zijn exclusieve nachtclub de Moulin Rouge op het Thorbeckeplein, zodat we wel eens de kleedkamer deelden met de striptease dames. Inmiddels hadden we in december 1961, om – naast een betere sound – meer aanzien te krijgen, een Fender Stratocaster gitaar besteld bij de Amsterdamse muziekhandel Hampe aan het Spui. Zij lieten deze gitaar speciaal uit Amerika komen. Het kostte ons zo'n 1.100 gulden, een rib uit ons lijf. Het was in die tijd een enorme kick om op deze felbegeerde gitaar te mogen spelen, die niemand in Nederland nog had.

 

Door de positieve ontwikkelingen die wij als band meemaakten, vonden we onze naam The Strangers een beetje achterhaald en oubollig. In de zomer van 1961 zomer was ik samen met Pim Neijndorff in de Engelse badplaats Brighton op vakantie geweest en op een stadsplattegrond zagen we de naam Crescent als een aanduiding van een straat in Brighton aangegeven. The Crescents leek ons leuk klinken en het bleek afgeleid te zijn van de muzikale term crescendo ( aanzwellend of groeiend ). Peter Engel ging zich Danny Angel noemen, en dus werd het Danny Angel and The Crescents.

 

Begin zestiger jaren traden veel bands op in Duitsland. De discotheek moest nog uitgevonden worden ! Via contacten die Ben Hilbink (hij weer ) in Duitsland had, konden ook wij door bemiddeling van een Duitse impresario in 1962 op gaan treden in diverse Duitse dansclubs in onder meer Krefeld en Stuttgart. We kregen maandcontracten en moesten elke avond van 20.00 tot 2.00 uur spelen (in het weekend zelfs tot 3.00 uur). In Stuttgart waren toen veel Amerikaanse soldaten die het leuk vonden om af en toe een nummertje mee te zingen, al of niet in beschonken toestand. Het nummer What’d I say van Ray Charles was bij hen zeer populair in die dagen.

 

Na vier maanden continu in Duitsland gespeeld te hebben, vond ik het welletjes en besloot te gaan studeren. Al hou je nog zo veel van muziek, het bood voor mij toch niet genoeg perspectief om iedere avond in een dansclub te blijven spelen. Uiteraard waren de andere jongens van de band hier niet gelukkig mee. Herman Brandon besloot toen ook om uit de band te stappen. Hij ging bij het Surinaamse orkest van Max Woiski spelen, dat toen op het Spaanse eiland Mallorca optrad. The Crescents gingen terug naar Amsterdam om andere bandleden te werven en vertrokken daarna wederom naar Duitsland waar zij nog twee jaar in diverse steden met succes optraden.

 

Voordat we naar Duitsland vertrokken, hadden we al proefopnamen gemaakt bij Polydor in de Doelenzaal aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam en bij de Phonogram studio’s in Hilversum, die helaas niet uitgebracht werden. Door onze grotere bekendheid en muzikaal niveau, kreeg de band nu alsnog de kans om twee singles op te nemen in de Dureco studio’s in Brussel (1962). De jongens van de band vroegen mij, ondanks dat ik er net was uitgestapt, om toch mee te spelen voor deze plaatopnamen. Uiteraard vond ik dat een uitdaging en een leuke afsluiting van mijn Strangers- en Crescents-periode. In de studio mocht ik niet over mijn eigen echo-versterker installatie (Binson echo en Fender versterker) spelen, doch de echo werd in de studio zelf toegevoegd. De nummers Blue tears, Escape, That’s what they say en Bumba bumba werden op twee singles uitgebracht. In het muziekblad Tuney Tunes van februari 1963 verscheen een foto van onze band. De redactie van het blad verwachtte veel van het nummer Bumba bumba. Platenmaatschappij Dureco wilde dat wij dit nummer voor de single speelden, terwijl Bumba bumba niet tot ons repertoire behoorde. Het andere, niet door mij gecomponeerde nummer That’s what they say, is een compositie van Buddy Holly.

 

In 1963, zo'n half jaar nadat ik uit The Crescents was gestapt, werd ik gevraagd om in The Corvairs als sologitarist te spelen. The Corvairs zijn een initiatief geweest van de eigenaar van een herenmodezaak in Amsterdam-Slotermeer, die een jongensdroom wilde verwezelijken om manager van een rockband te zijn. Hietoe had hij een fantastische Fender-installatie inclusief microfoons en drumstel gekocht. Ik haalde vriend Rob Meesters als basgitarist erbij. De relatie met onze manager liep echter reeds snel mis, aangezien Rob Meesters een vette rockkuif had en de manager het een absolute eis vond dat deze kuif eraf ging! We vonden toen gelukkig al snel een andere manager die eveneens over een complete apparatuurset beschikte. Peter Engel kwam in december 1963 bij ons als zanger. We hebben toen in enkele wisselende bezettingen gespeeld en o.a. in 1964 veel opgetreden in het Amsterdamse circuit (Gildenhuis, Las Vegas en de Kompas bar-dancing in de Amstelstraat). Wij waren de laatste band die in het Gildenhuis hebben gespeeld, waarna het voor vele jaren gesloten werd. Tegenwoordig zit het Schutters café erin (Voetboogsteeg in Amsterdam). In Las Vegas speelden later ook The Outsiders met Wally Tax, die daar zeer veel succes hadden. Het repertoire van The Corvairs omvatte merendeels zangnummers (The Rolling Stones, The Beatles, The Searchers, Gerry & The Pacemakers e.d.). Ons bandlid Benny Roest ging later in de beatband Short 66 spelen. Eind 1964 ben ik uit The Corvairs gestapt en ik heb verder nooit meer in een andere band gespeeld.

 

© Gerard Tubbergen 1999 (R.I.P.)

 

* Aanvullende infomatie verstrekt door Rob van Son uit Amsterdam.

Het artikel van Gerard eindigt met de vermelding dat hij nooit meer in een andere band gespeeld heeft. Toch heeft hij dat nog gedaan en wel in de periode 2002-2004. De band noemde zichzelf "7ven" omdat het uit zeven man bestond. De overige bandleden waren vooral (veel jongere) muzikanten van Hindoestaanse komaf. Ze hebben in eigen beheer in die tijd nog een CD gemaakt. Gerard is eind 2004 uit de band gestapt.

 

Gerard heeft zijn passie voor muziek en gitaar begin jaren negentig weer opgepakt en eerst gitaarlessen genomen bij Patrick Sedoc (van o.a. Fra Fra Sound). Gedurende de jaren negentig heeft hij veel gejammed, van waaruit uiteindelijk de band "7ven" is ontstaan

 

Gerard Willy Tubbergen is geboren op 8 juli 1943 te Paramaribo en overleden op 4 augustus 2010 te Amsterdam.

 

Bezettingen:

 

THE STRANGERS (1958-1961)

(onderstaande muzikanten hebben in verschillende bezettingen meegespeeld)

Gerard Tubbergen † (sologitaar)

Ronnie Westplat (gitaar) 1958

Herman Brandon (ritmegitaar)

Pim Neijndorff † (basgitaar)

Benny Hilbink (drums)

Peter Engel (zang)

Selli (Roselli) Tubbergen † (zang) 1959-1960

Mona ? (zang) 1959-1960

The Berghahn Brothers (The Candy Kids) (zang)

 

DANNY ANGEL & THE CRESCENTS (1961-1962)

Gerard Tubbergen † (sologitaar)

Herman Brandon (ritmegitaar) naar Max Woiski Jr.

Pim Neijndorff † (basgitaar)

Benny Hilbink (drums)

Peter Engel aka Danny Angel (zang)

 

DANNY ANGEL & THE CRESCENTS (nov 1962) bezetting singles nov. 1962

Gerard Tubbergen † (sologitaar) naar The Corvairs (1963-1964)

René Anthonijsz (ritmegitaar)

Pim Neijndorff † (basgitaar)

Benny Hilbink (drums)

Peter Engel aka Danny Angel (zang) naar The Blizzards

 

THE CRESCENTS (1963-1966 )

Frank Anthonijsz (sologitaar) ex- The Fire Flies (The Phono Cats)

René Anthonijsz (ritmegitaar) naar The New Jumping Jewels

Erik van Eldik (gitaar, zang) ex- The Black Jean Rollers; naar The Darts

Pim Neijndorff † (basgitaar) naar The New Jumping Jewels

Benny Hilbink (drums) naar The Darts

 

 

DISCOGRAPHY:

1962 OMEGA 35.369 Bumba Bumba (v) / That's What They Say (v) (rec.Brussel nov.1962)

1962 OMEGA 35.376 Blue Tears / Escape (rec. Brussel nov.1962)

1964 VOGUE 14.180 (Duitsland) Mr. Moonlight (v) / Sandy (v)

 

1964 LP LIVE IN THE MUSICAL-KREFELD / BEAT PARTY / THE CRESCENTS & THE TAIFUNS

CBS S52.326 (Duitsland)

Whole Lotta Shakin' Goin' On (v) / Bring It On Home To Me (v) / My Prayer (v) / Pretty Woman (v) / Where Did Our Love Go (v) / My Love For You (v) / Zip-A-Dee-Doo-da (v) / In The Mood = Al Capone!